Wat moet ik nu?

 

 

 
 

 

Taalzwakke autochtone én allochtone leerlingen hebben een kleine woordenschat. Hun tekort wordt goed merkbaar als zij in de schoolbanken plaatsnemen. Het volgen van de les, het maken van schriftelijke, maar ook mondelinge opdrachten en het lezen van schoolboekteksten, kortom alle schoolse taalvaardigheden, leveren grote problemen op.

Een deel van deze problemen is op te lossen door de woordenschat van deze leerlingen te vergroten. Wel moet je dan kijken naar het soort woorden dat je de leerlingen aan gaat bieden. Immers, die babbel hebben ze toch al. Het ontbreekt ze in een leersituatie aan iets heel anders!

Woorden.

 
 


Er zijn vier soorten woorden:

  1. alledaagse woorden (De leerling zal deze waarschijnlijk beheersen.)

  2. specifieke alledaagse woorden (De leerling kan nog moeite hebben met deze woorden. Voorbeelden zijn: ranja, poelier)

  3. specifieke vaktaalwoorden die met name in de zaakvakken aangeboden worden. (Bijvoorbeeld: duwhout, assimilitatie)

  4. algemene schooltaalwoorden, hiermee komt de leerling binnen alle schoolvakken in aanraking. (Voorbeelden: functie, kenmerk, beweren, met behulp van.)

 
 

De vierde soort woorden is de groep die in het programma 'Wat moet ik nu?' aan de orde komt. Het is de groep woorden waarmee de leerling in alle schoolse situaties in aanraking komt. En het is de groep woorden die niet goed bekend is bij veel taalzwakke leerlingen. Een groot voordeel van dit programma is dat de leerling er zelfstandig mee kan werken. De uitleg zit volledig in het programma verwerkt.
'Wat moet ik nu?' is in te zetten als vast onderdeel van de lessen Nederlands of als RT-onderdeel in tal van schooltypen.

 

 
 

Bestelnummer: E 485

Prijs locatielicentie: € 258,00 

   
 

 

Technische eisen:


Werkt op iedere hedendaagse (Windows-)computer.

Werkt ook binnen netwerken.

Ga hier naar het bestelformulier .

 

 

 

home    voortgezet onderwijs    volwasseneneducatie